Ik stelde deze vraag aan tien bekenden, honderden onbekenden, en aan Iris Penning.
De energie werd vaak ongelofelijk intiem, wanneer mensen fysieke beschrijvingen van hun woede ervaringen met me deelden.
Iets in mij vindt boosheid prachtig.
Dan heb ik het niet over de boosheid waar we bewust voor kiezen, die we inzetten.
En ook niet over de ingehouden boosheid, die van binnenuit vergiftigt en vertroebelt.
Maar over explosieve, onversneden, angstaanjagende woede.
Oerkracht.
We gebruiken hem als muur, of als wapen.
Allebei geen zaken waar ik enthousiast van word.
We gebruiken hem om af te schrikken, weg te duwen, onszelf te beschermen.
We maken er meer mee kapot dan ons lief is.
We vinden hem lelijk, omdat hij zich vaak zo oerlelijk uit.
Maar toch, er is iets schoons aan de woede-uitbarsting van een kind.
Er wordt iets zichtbaar in de kleur witheet, dat ongelofelijk waar is, maar in geen enkele andere emotie zichtbaar.
Wat het precies is, weet ik niet nog, maar het beweegt me.
Misschien wel juist omdat ik het niet precies te pakken krijg.
Het heeft te maken met de combinatie van controle-verlies en kracht, dat weet ik wel.
De onvermijdelijke overgave die grenzen bewaakt.
Dat “TOT HIER!” uit tenen komt, en niet uit gedachten, dat stelt me gerust.
Ik heb een paar keer in mijn leven zulke woede gevoeld, en ik ben eerlijk gezegd behoorlijk bang voor wat er in dat vat zit.
Maar het geeft me ook een gevoel van veiligheid te weten dat ik een dier ben.
Een dier dat alles wil begrijpen, maar dat ook ergens een oerkracht heeft opgeborgen, die elk begrip te boven gaat.