Waar ben jij?

Daar zitten we weer, op onze eigen plek.

We zitten hier al maanden. Moed zakt in glanzende herenschoenen, afgetrapte gympen en verstofte knalgele pumps. Er wordt gezucht op de zevende verdieping van een flatgebouw, gedanst op een dakterras, en geruzied op een nummer 12B, in een stad in een land.
Dat weet ik bijna zeker. 

We zijn dankbaar voor onze plek, we worden gek van onze plek, of het ontbreekt ons aan een plek. 

We missen nieuwe plekken, oude plekken, andere plekken. We kijken elke dag tegen dezelfde muren op, en uit hetzelfde raam.
Ik zou wel willen weten, waar jullie zijn. Nu. 

Onze plekken willen delen. Zodat we ons, met een beetje fantasie, voor een moment ergens anders kunnen wanen. Of misschien is het al genoeg, te weten dat jij ergens anders bent, nu. Dat je ergens bent. 

Ik zal beginnen.

Ik ben hier. 

Mijn lijf schommelt, ik dobber.
Als ik ga verzitten, deinen de bootjes naast me zachtjes met ons mee. 


Er waait een briesje, en de zon houdt ons precies warm genoeg. 

De bomen die het water van de haven omringen hebben nog geen blaadjes, maar ze staan vol knoppen. Het stikt hier van de vogels. Ze fluiten en kwetteren alsof ze ons iets heel belangrijks duidelijk proberen te maken. 

Ergens op dit terrein gebruikt iemand iets dat klinkt als een cirkelzaag. Klus-boot. 

Ergens in deze kleine haven is er iemand die een goede dag heeft, en iemand met een rotdag. Dat weet ik bijna zeker. 

De bootjes liggen er kalm bij. Sommige vervelen zich, anderen voelen zich in de steek gelaten. Ik zie Skippy, Bert, en Hakuna Matata. 

Er dobbert een fuut voorbij. Hij gedraagt zich onzichtbaar, maar laat rimpelingen achter in de letter ‘V’. 

Hier ben ik. 

Waar ben jij?

Ben je wel eens boos?

Ik stelde deze vraag aan tien bekenden, honderden onbekenden, en aan Iris Penning.
De energie werd vaak ongelofelijk intiem, wanneer mensen fysieke beschrijvingen van hun woede ervaringen met me deelden.

Iets in mij vindt boosheid prachtig.
Dan heb ik het niet over de boosheid waar we bewust voor kiezen, die we inzetten.
En ook niet over de ingehouden boosheid, die van binnenuit vergiftigt en vertroebelt.

Maar over explosieve, onversneden, angstaanjagende woede.

Oerkracht.

We gebruiken hem als muur, of als wapen.
Allebei geen zaken waar ik enthousiast van word.

We gebruiken hem om af te schrikken, weg te duwen, onszelf te beschermen.
We maken er meer mee kapot dan ons lief is.
We vinden hem lelijk, omdat hij zich vaak zo oerlelijk uit.

Maar toch, er is iets schoons aan de woede-uitbarsting van een kind.
Er wordt iets zichtbaar in de kleur witheet, dat ongelofelijk waar is, maar in geen enkele andere emotie zichtbaar.
Wat het precies is, weet ik niet nog, maar het beweegt me.

Misschien wel juist omdat ik het niet precies te pakken krijg.

Het heeft te maken met de combinatie van controle-verlies en kracht, dat weet ik wel.

De onvermijdelijke overgave die grenzen bewaakt.

Dat “TOT HIER!” uit tenen komt, en niet uit gedachten, dat stelt me gerust.

Ik heb een paar keer in mijn leven zulke woede gevoeld, en ik ben eerlijk gezegd behoorlijk bang voor wat er in dat vat zit.
Maar het geeft me ook een gevoel van veiligheid te weten dat ik een dier ben.
Een dier dat alles wil begrijpen, maar dat ook ergens een oerkracht heeft opgeborgen, die elk begrip te boven gaat.

Ben jij wel eens boos?

Ben je ergens bang voor?

Ooit, in een dorp hier heel dichtbij, mocht ik een hele dappere jongen coachen, die hele boze muziek maakte.
Trillend van woede spuugde hij zijn eerste optreden voor onze groep de TL-verlichte ruimte in.
Hij blies ons omver met noodzaak, en toen hij klaar was legde hij zijn optreden trillend van angst aan ons uit.
“Ik ben boos omdat ik bang ben.”

Angst kan ons doen vechten, vluchten, of verlammen.
Hij is steeds vaker irreëel, waardoor we hem niet altijd meteen herkennen.
We vinden hem een slechte raadgever.

Wende Snijders en Joost Zwagerman schreven over hun angsten en Meester Alex vertelde mij in een Toonzaal sessie over die van hem.

Ik ben geneigd angst te gebruiken als kompas.
Dat is nogal een luxe-positie. 
Ik zoek links, rechts, boven en onder, tot ik merk dat ik bang ben.
‘Hier moet ik wezen’, denk ik dan.

Hier valt iets te leren, te groeien, te overwinnen.
Hier moet ik springen.
Soms is dat dapper, en vaak is het dom.
Soms is het straf. Soms liefde.

Ik ben bang voor controleverlies, verandering, afwijzing, concessies, onbelangrijk zijn, belangrijk zijn, alles dat beweegt als een slang, het idee dat iets definitief is, verliezen, dat mijn lief doodgaat, dat ik de auto expres tegen de vangrail zal sturen, gek zal worden, dat op een dag alle mensen die van mij houden me niet meer zullen herkennen, ik ben bang omdat ik steeds meer boze mensen zie en steeds minder bange.

Het bangst ben ik ervoor mezelf voor de gek te houden.
Voor niet meer voelen.

En jij? Ben je ergens bang voor?

Ben je graag alleen?

Voor mij een vraag met een zeer fluïde antwoord.

Over een boel versies van mijn antwoord schreef ik liedjes.

Ik kan het goed, vind ik vaak: alleen zijn.
Ik denk het ook nodig te hebben, voel een angst mezelf te verliezen of bedriegen wanneer ik het te lang niet ben. Maar ben je het dan graag?

Mijn geluk vind ik uitsluitend in verbinding.
Met mezelf – ja, met natuur – ja, maar het allermeest in de verbinding met een ander. Daarin besta ik tegelijk ultiem, en helemaal niet meer. Het is waarnaar ik altijd op zoek ben, en wat ik altijd zal verkiezen. Maar om mij te kunnen verbinden met de ander, moet ik zijn. Moet ik alleen zijn.

Vandaag was dit mijn antwoord.
Ik probeer mezelf deze vraag met enige regelmaat te stellen: wanneer ik alleen ben, wanneer met anderen, wanneer ik me alleen voel, wanneer ik me een ander voel.

Ik vroeg het een paar honderd onbekenden. Ik vroeg het mijn vrienden, en mijn lief.

Elk antwoord was anders, en in elk antwoord herkende ik een deeltje van mijn eigen antwoorden.

Ik stelde hem aan Harold K, in de Toonzaal Sessies.

Zijn antwoorden hoor je hem spreken en zingen, in deze video.

In een tijd waarin zoveel mensen al maanden alleen thuis zitten, en tegelijkertijd velen al maanden in ononderbroken gezelschap van partners, kinderen, of huisgenoten verkeren, ben ik zo benieuwd naar de antwoorden van nu.

Ben jij graag alleen?

Welke vraag heeft jou ooit veel gebracht?

In oktober waren drie keer dertig mensen voor het allereerst met ons in het NU*.

Nu deel ik hier, voor het eerst, graag een heel klein stukje van die avonden.
Het NU laat zich over het algemeen slecht vastleggen, maar Job van Etten deed een prachtige poging.

In de voorbereiding op deze NU try-outs, stelde ik (on)bekenden vier vragen.

Ben je ergens naar op zoek?
Ben je ergens bang voor?
Ben je wel eens boos?
Ben je graag alleen?

Het bracht mij zóveel om deze basale vragen met aandacht te stellen.

Ik vraag met deze post niet om je antwoorden op deze vragen, maar om jouw vragen.

Welke vraag heeft jou ooit veel gebracht, toen je hem stelde aan jezelf, of aan een ander?

*NU is een documentaire-concert over vragen stellen.

Anderhalf uur muziek, spoken word, songs, interview-fragmenten en muzikale improvisatie. Een concert over zoeken, bang, boos en alleen zijn. Over het belang van het stellen van de simpele vragen aan de (on)bekenden om je heen.
Op 19 maart (Effenaar, Eindhoven) mag ik – als alles goed gaat – voor het eerst weer met de band de vloer op, om een nieuw NU te creëren. We klappen bijna uit elkaar van wat we te geven hebben.